De Hoge Raad was er snel klaar mee. Ja, was het antwoord. Voor de onderbouwing van dat oordeel verwijst de Hoge Raad naar 2 overwegingen van de AG in zijn conclusie (r 9.5 en 9.6) (HR 24 oktober 2025, nr. 24/00888, ECLI:NL:HR:2025:1618). De AG had ook niet veel woorden nodig om tot de kern te komen.
Wat was er aan de hand?
- Deze procedure wordt door de erfgenamen van belanghebbende gevoerd. Erflater genoot over de periode 2014 tot en met 2017 een pensioenuitkering.
- Het pensioen was in Nederland gefaciliteerd opgebouwd.
- Ten tijde van de uitkeringen woonde erflater in Belgie. Belgie was heffingsbevoegd.
- Erflater heeft in Nederland een vrijstelling aangevraagd voor de inhouding van loonheffing voor de uitkeringen van het pensioen.
- De vrijstellingsverklaring werd op 15 juli 2010 afgegeven. De verklaring werd voor 5 jaar afgegeven. Tussentijdse veranderingen moeten worden doorgegeven.
- Op 10 maart 2015 vraagt erflater om verlenging van de verklaring. Deze wordt ook gegeven.
- Erflater heeft de pensioenuitkeringen vervolgens niet in de Nederlandse aangiftes over 2014 tot en met vermeld. De aanslagen zijn op nihil gesteld.
- Op 19 december 2017 trekt de inspecteur de verklaring in, omdat in Belgie onduidelijkheid is ontstaan over hoe Nederlandse pensioenuitkeringen in Belgie worden belast.
- Nederland en Belgie hebben vervolgens op 5 maart 2018 een overeenkomst hierover gesloten.
- Belgie heeft wel geheven maar slechts een paar procent en over 2014 helemaal niks.
- De inspecteur heeft navorderingsaanslagen opgelegd over de periode 2014 tot en met 2017 van in totaal meer dan €250.000.
Wat vindt het Hof
Kon de inspecteur nog navorderen of staat het vertrouwensbeginsel aan navordering in de weg? Volgens de inspecteur slaagt het beroep op het vertrouwensbeginsel niet. Erflater wist volgens de inspecteur dat het pensioen niet regulier belast werd in Belgie en heeft, door de inspecteur hierover niet te informeren, hem niet volledig geïnformeerd.
Het Hof onderzoekt vervolgens of erflater er in redelijkheid ervan uit mocht gaan dat de inspecteur kennis had genomen van alle relevante feiten en omstandigheden.
Het Hof stelt daarbij voorop dat erflater de formulieren volledig en juist had ingevuld. Moest erflater dan nog meer doen? Kort en bout vindt het Hof niet dat erflater tekort is geschoten. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt.
Beslissing Hoge Raad
De Hoge Raad is er zoals gezegd snel klaar mee en verwijst naar een tweetal overwegingen van de AG.
De AG overweegt dat erflater met het volledig en naar waarheid invullen van de vrijstellingsformulieren ervan uit mocht gaan dat alle relevante informatie was verstrekt. Volgens de AG heeft het Hof de juiste maatstaf aangelegd. De feitelijke beoordeling van het Hof is ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd.
De AG wijst er voorts nog op dat niet de feitelijke heffing in Belgie van belang was, maar het feit dat er juridisch gezien werd geheven (dus niet hoeveel). Waarom zou erflater de inspecteur in dat geval moeten informeren over de feitelijke heffing? Het is voorts ook niet aan belanghebbende om de inspecteur te informeren over hoe het Belgische belastingrecht in elkaar zit.Geen succes voor de Belastingdienst dus in dit geval.






