Die vraag stond centraal in de zaak die heeft geleid tot het arrest van de Hoge Raad van 21 november 2025 (HR 21 november 2025, nr. 24/01787, ECLI:NL:HR:2025:1728).
Wat was er aan de hand?
- Belanghebbende had via een digitaal formulier bezwaar gemaakt tegen naheffingsaanslagen parkeerbelasting.
- Het vermelden van een emailadres was een van de verplichte velden op het formulier.
- Het formulier vermeldt dat er een ontvangstbevestiging per mail zal worden verstuurd.
- Op 11 november 2022 heeft de heffingsambtenaar, naar eigen zeggen, de bezwaren ongegrond verklaard en per mail aan belanghebbende verstuurd.
- Op 2 januari 2023 maakt belanghebbende opnieuw bezwaar.
- De heffingsambtenaar verklaart de bezwaren niet ontvankelijk. Er kan geen twee keer bezwaar worden gemaakt.
- Belanghebbende gaat hiertegen in beroep.
- De rechtbank doet het beroep vereenvoudigd af. Het is kennelijk niet ontvankelijk. De heffingsambtenaar had het bezwaar als beroep moeten aanmerken en aan de rechtbank moeten doorsturen. Het beroep is vervolgens te laat ingediend en er is ook geen sprake van verschoonbare termijnoverschrijding, aldus de rechtbank.
- Belanghebbende gaat hiertegen in verzet maar de rechtbank blijft bij zijn eerdere uitspraak. Het verzet wordt ongegrond verklaard.
- Belanghebbende stelt cassatie in.
Hoge Raad
Kern van de zaak is de vraag:
“Heeft belanghebbende met het invullen van zijn emailadres op het digitale formulier voldoende kenbaar gemaakt dat hij via dat mailadres bereikbaar was.
Volgens de parlementaire toelichting bij art. 2:14, lid 1, Awb kan een burger “meer of minder uitdrukkelijk” kenbaar maken dat hij via elektronische weg voldoende bereikbaar is, waarbij hij moet laten weten voor welk bericht of berichtenuitwisseling dat geldt.
Of dat het geval is, hangt volgens de Hoge Raad af van de feiten omstandigheden. Niet voldoende is dat het bestuursorgaan met het emailadres bekend is. Ook niet zonder meer als belanghebbende dat zelf emailadres heeft doorgegeven.
Een bestuursorgaan kan een burger wel vragen om aan te geven of hij via elektronische weg bereikbaar is.
In dit geval heeft de ambtenaar belanghebbende niet via het formulier gevraagd of hij bereikbaar was op emailadres. Het invullen van een emailadres was bovendien een verplicht veld op het formulier.
Dit wordt volgens de Hoge Raad niet anders als bij of in het formulier wordt vermeld dat een ontvangstbevestiging naar dat emailadres wordt verstuurd.
Conclusie
Belanghebbende heeft niet voldoende kenbaar gemaakt dat hij via elektronische weg bereikbaar was. In dat geval is de uitspraak op bezwaar niet op de juiste wijze bekendgemaakt. De beroepstermijn gaat in dat geval pas lopen vanaf de dag waarop belanghebbende de uitspraak onder ogen heeft gekregen. Het verzet is gegrond en de rechtbank moet het beroep alsnog behandelen.
In de praktijk
Wat kun je doen als een bestuursorgaan niet expliciet vraagt of je per mail bereikbaar bent? Neem zelf het initiatief en geef aan of je per mail bereikbaar bent of niet.






