Wanneer is er sprake van (voorwaardelijk) opzet en wat is de rol van de belastingadviseur?
Wanneer is er sprake van (voorwaardelijk) opzet en wat is de rol van de belastingadviseur?
11 januari 2023 

Wanneer is er sprake van (voorwaardelijk) opzet en wat is de rol van de belastingadviseur?

De vrijdag voor kerst heeft de Hoge Raad een arrest gewezen waarin het bewijs van (voorwaardelijk) opzet aan de orde was. Wanneer is daarvan sprake en wat is de rol van de adviseur?

 Wat is opzet?

Om te beginnen wat is opzet? Opzet is het willens en wetens handelen of niet handelen (nalaten). Hieronder valt ook voorwaardelijk opzet. Het willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaarden dat bijvoorbeeld te weinig belasting wordt geheven of betaald. De bewijslast hiervan ligt op de inspecteur en vanaf 8 april 2022 geldt hiervoor de verzwaarde bewijslast. De inspecteur moet doen blijken dat de beboetbare gedraging is begaan.

Hieraan wordt niet snel voldaan. Zeker niet als de belastingplichtige ontkent iets verkeerd te hebben gedaan, maar soms kan de opzet vrij eenvoudig uit de feiten en omstandigheden worden afgeleid. In de zaak die leidde tot het arrest van de Hoge Raad van 23 december 2022[1] deed dat laatste zich voor.

 Wat was er aan de hand?

Aan de belastingplichtige was een boete opgelegd wegens het opzettelijk doen van onjuiste aangifte inkomstenbelasting (art. 67d AWR). Ook waren boetes opgelegd omdat het volgens de Belastingdienst aan de opzet van belastingplichtige was te wijten dat te weinig belasting is geheven (art. 67e AWR).

De boetes heeft belastingplichtige gekregen omdat hij bedragen aan inkoopkosten in mindering had gebracht, terwijl deze kosten op geen enkele wijze controleerbaar of verifieerbaar zijn of onderbouwd kunnen worden. Ook volgen deze kosten niet uit de administratie.

Anders dan het arrest vermeldt, waren er geen boetes opgelegd in verband met het opzettelijk niet of niet tijdig betalen van omzetbelasting (art. 67f AWR). De rechtsoverweging over de (voorwaardelijk) opzet heeft hierop overigens ook geen betrekking. Kennelijk is dat een verschrijving.

 Wat beslist de Hoge Raad

Door de inkoopkosten in mindering te brengen terwijl de kosten niet onderbouwd kunnen worden, niet geverifieerd of gecontroleerd kunnen worden en ook niet uit de administratie volgen, heeft belastingplichtige, volgens het Hof, de aanmerkelijke kans aanvaard dat te weinig belasting zou worden geheven. De Hoge Raad oordeelt ook dat sprake is van (voorwaardelijk) opzet en bevestigt het oordeel van het Hof.

 Met andere woorden als je inkoopkosten opvoert die op geen enkele wijze kunnen worden onderbouwd of kunnen worden gecontroleerd, dan moet het je duidelijk zijn geweest dat de aangiften niet kloppen. Als je niet zelf (meer) over de inkoopfacturen beschikt dan zou je die eenvoudig moeten kunnen opvragen. De leverancier heeft immers ook een bewaarplicht van 7 jaar.

 Rol belastingadviseur

De aangiften, zo blijkt uit de uitspraak van het Hof, werden ingediend door een belastingadviseur. Ondanks dat er geen of een gebrekkige administratie aanwezig was, heeft de adviseur de aangiften toch opgesteld en ingediend. Belastingplichtige kon zich hier niet achter verschuilen omdat hij onjuiste en onvolledige informatie aan zijn adviseur had verstrekt, maar mijn advies aan belastingadviseurs zou zijn: ‘Doe dit niet’. Ook als je informatie hebt opgevraagd maar deze niet krijgt, dien de aangifte niet in. Geef de opdracht terug.

 Wil je meer weten over vergrijpboetes en het bestrijden daarvan? Neem dan gerust contact met mij op via info@taxstudio.nl of

 

 

[1] HR 23 december 2022, nr. 22/00709, ECLI:NL:HR:2022:1919

Over de schrijver
Reactie plaatsen