Dat zegt Advocaat-Generaal (AG) Koopman in zijn conclusie van 1 oktober jl. over de belastingrente (ECLI:NL:PHR:2025:1044).
In een uitgebreide en een, wat mij betreft, lezenswaardige conclusie gaat de AG in op de vraag of het in de vennootschapsbelasting gehanteerde rentepercentage van 8% door de beugel kan. Om de spanning alvast weg te nemen: “Nee, dat percentage kan niet door de beugel”. En de AG haalt naar mijn mening best hard uit.
Het rentepercentage van 8% is voornamelijk ingevoerd wegens budgettaire doelen. De staatskas moet worden gevuld. Daarnaast beoogt de regeling het gedrag van vpb-plichtigen te beïnvloeden. Is de regeling voldoende doordacht? Voorop moet worden gesteld dat de rechter terughoudend toetst. De AG beoordeelt in zijn conclusie - kort en bondig- 3 aangelegenheden, die ik hieronder kort zal bespreken.
1. Heeft de regelgever de aan hem gedelegeerde bevoegdheid overschreden?
Ja, zegt de AG. Volgens hem had de regelgever maar beperkte ruimte voor het vaststellen van het rentepercentage.
Dat komt doordat de Hoge Raad in zijn arrest van 18 november 2022, nr. 21/00170, ECLI:NL:HR:2022:1673, heeft beslist dat de belastingrenteregeling moet worden gezien als een verzuimregeling. In dat geval wordt eventuele geleden renteschade gecompenseerd.
Het rentepercentage kan in dat geval niet op een hoger percentage worden vastgesteld dan het door de Staat geleden rentenadeel. Het percentage van 8% is evident hoger.
2. Is het motiveringsbeginsel geschonden?
Als de regelgever binnen de aan hem gedelegeerde bevoegdheid is gebleven, is het motiveringsbeginsel dan geschonden. Het antwoord is: “Ja’. De AG meent dat het besluit om het rentepercentage op 8% te stellen slecht is gemotiveerd (ro. 10.23).
De gerechtvaardigde belangen van de vpb-plichtigen, het financiële nadeel dat wordt geleden, hebben nauwelijks aandacht gekregen, aldus de AG. De opmerking dat het rentenadeel eenvoudig (zoveel mogelijk) kan worden voorkomen, is volgens de AG nietszeggend. Wat is ‘zoveel mogelijk’?
De situatie van vpb-plichtigen verschilt voorts niet van belastingplichtigen voor andere belastingmiddelen waarvoor een lager percentage van 4% wordt gerekend. Het verschil wordt niet verklaard.
In de praktijk blijkt het voorkomen van het belopen van rente ook helemaal niet zo eenvoudig te zijn, geeft de AG later in zijn conclusie aan (ro. 10.45 ev). Niet voor niets is de Beconregeling in het leven geroepen om spreiding van het indienen van de aangiftes mogelijk te maken.
Verder vindt de AG de aanname dat belastingplichtigen die belastingrente moeten betalen steeds in verzuim zijn, tendentieus en juridisch onjuist.
De staatssecretaris vindt, dat bij het bepalen van het rentepercentage voor de vennootschapsbelasting prima kon worden aangesloten bij de handelsrente. Ter onderbouwing daarvan wijst hij onder meer op een arrest van het Hof van Justitie (Nemec). De AG maakt daar korte metten mee. Dat arrest ziet op een andere situatie dan het onderhavige, namelijk de situatie waarin - kort gezegd -de overheid, de Sloveense vrijwillige brandweer, zo traag is met betalen dat de ondernemer kopje onder dreigt te gaan.
De AG betrekt in zijn conclusie voorts een evaluatierapport uit 2018 maar ook dat helpt de staatssecretaris niet.
3. Levert de regeling strijd op met het evenredigheidsbeginsel?
Voor het geval de Hoge Raad oordeelt dat de regelgever binnen de aan hem gedelegeerde bevoegdheid is gebleven en het besluit niet in strijd is met het motiveringsbeginsel, gaat de AG in op het evenredigheidsbeginsel.
Heeft de regelgever bij de afweging van de belangen in redelijkheid tot de betrokken regeling kunnen komen, is de vraag die daarbij centraal staat?
Nee, de regelgever heeft volgens de AG in redelijkheid niet tot de gemaakte belangenafweging kunnen komen. De publieke lasten worden volgens de AG betrekkelijk willekeurig verdeeld. Willekeurig is de hoge rente die moet worden betaald door belastingplichtigen die niet snel genoeg hun belastingpositie weten in te schatten. Het idee dat belastingrente eenvoudig kan worden voorkomen, blijkt in de praktijk niet te kloppen.
Het is ook willekeurig omdat belastingplichtigen geen of weinig invloed hebben op wanneer hun aangifte zal worden ingediend. Het is in feite een soort gokspel, aldus de AG.
Is de regelgeving niet zelfs discriminatoir? De regelgever heeft nieuwe doelen (budget en beïnvloeden gedrag) geënt op een bestaande renteregeling. De oude rechtvaardiging past niet bij de nieuwe doelstellingen van de regeling.
Conclusie
De renteregeling is volgens de AG onverbindend. Hoe nu verder? Welk rentepercentage kan dan wel in rekening worden gebracht?
De AG adviseert de Hoge Raad terug te vallen op het rentepercentage dat gold voor invoering van de regeling in 2014.
Een percentage van 4% vindt de AG ook nog te hoog, omdat de wettelijke rente in 2022 slechts 2% bedroeg.
De AG onderkent dat dit wel wat vraagt van de Hoge Raad, maar adviseert de Hoge Raad om toch maar de stoute schoenen aan te trekken.
Het helemaal buiten toepassing stellen van de regeling is wel het meest veilige. Er worden immers ook procedures over het rentepercentage van 4% gevoerd.
Door aan te sluiten bij het percentage van voor 2014 schept de Hoge Raad duidelijkheid en de uitvoering daarvan is ook te overzien. Ik denk dat ‘box 3’ taferelen voorkomen moeten worden. Natuurlijk is het aanpassen van een rentepercentage eenvoudiger dan het vaststellen van box 3 inkomen, maar door het zo eenvoudig mogelijk te houden, kunnen fouten en nieuwe procedures worden voorkomen.
Wil je iedere week als eerste een update ontvangen? Meld je dan aan via deze link