praktische aanpak voor het bestrijden van een vergrijpboete
praktische aanpak voor het bestrijden van een vergrijpboete
01 december 2022 

praktische aanpak voor het bestrijden van een vergrijpboete

Bij het bestrijden van een vergrijpboete spelen meerdere elementen een rol, zoals het verwijt, de dader en de hoogte van de boete.

Om te voorkomen dat je bij het bestrijden van een vergrijpboete iets over het hoofd ziet, heb ik 5 stappen onderscheiden die je kunnen helpen bij het bestrijden van een vergrijpboete.

 Het opleggen van een vergrijpboete en een procedure daarover worden beheerst door artikel 6 EVRM (fair trial) en de onschuldpresumptie. Dat laatste leidt ertoe dat de inspecteur moet bewijzen dat de beboetbare gedraging is begaan. Daarnaast is degene die een boete krijgt niet verplicht om aan zijn eigen veroordeling mee te werken. Hij heeft een zwijgrecht. Dit alles betekent dat een procedure over een vergrijpboete andere spelregels kent dan een procedure over de belastingaanslag.

1. Procedure

 Bij het opleggen van een boete moet de inspecteur een bepaalde procedure volgen. Hij moet eerst een voornemen of kennisgeving sturen waarin hij aangeeft dat hij voornemens is om een boete op te leggen. De betrokkene mag hierop reageren.

De inspecteur moet vervolgens uiterlijk bij de boeteoplegging de gronden mededelen. Hij moet daarbij de overtreding en het overtreden voorschrift meedelen.

Worden de gronden niet tijdig medegedeeld dan moet de boete worden vernietigd. De beboete moet namelijk weten waarom hij een boete krijgt en wat hem wordt verweten.

Het aanslagbiljet mag daarover geen verwarring zaaien. Als er twee boetes worden aangekondigd en het aanslagbiljet maar een van de twee aangekondigde boetes vermeldt, wordt de vermelding op het aanslagbiljet leidend.

 2. Aan wie kan een boete worden opgelegd

 Van belang is voorts om vast te stellen aan wie een boete wordt opgelegd. Als pleger kunnen worden beboet de belastingplichtige of inhoudingsplichtige. Ook andere betrokkenen, zoals de belastingadviseur, kunnen worden beboet afhankelijk van de rol die zij hebben vervuld bij het begaan van het beboetbare feit.

Mededaders kunnen onder meer worden beboet als medepleger, feitelijk leidinggeven of medeplichtige. Naast het bewijs van de beboetbare gedraging moet de inspecteur ook de rol die de mededader heeft vervuld bewijzen. Voor de verschillende rollen gelden verschillende criteria. Tot op heden is de belastingdienst, anders dan in zaken over een boete wegens het niet tijdig indienen van een suppletie omzetbelasting, nog niet erg succesvol met het leveren van het bewijs van de rol van de belastingadviseur als mededader.

 3. Beboetbare bepaling

 De inspecteur moet bewijzen dat de beboetbare gedraging is begaan. Dat betekent dat de inspecteur moet bewijzen dat de gedraging zoals die is genoemd in de betreffende beboetbare bepaling zich ook daadwerkelijk heeft voorgedaan. Als de inspecteur meent dat er te weinig omzetbelasting op aangifte is voldaan dan moet hij dat bewijzen en niet dat de aangifte omzetbelasting onjuist is ingediend. De kans op een juiste betaling als een onjuiste aangifte is gedaan, is misschien niet heel groot maar het is wel een andere gedraging. De inspecteur wordt vaak een handje geholpen als uit de rest van dossier voldoende blijkt dat, om bij het voorbeeld over de omzetbelasting te blijven, te weinig belasting op aangifte is voldaan bijvoorbeeld als er een boekenonderzoek is geweest, maar dat neemt niet weg dat inspecteur het gewoon goed moet doen. Vergrijpboetes gaan al snel om omvangrijke bedragen en hebben vaak veel impact op de betrokkene.

 4. Verwijt en bewijs

 De beboete moet ten aanzien van de te weinig geheven of betaalde belasting ook een ernstig verwijt (opzet of grove schuld) kunnen worden gemaakt. Ook dit moet de inspecteur bewijzen en sinds 8 april 2022 geldt dat hij dit op overtuigende wijze moet doen.

Dat is geen eenvoudige bewijslast. Mijn ervaring is dat de ambtenaar regelmatig zelf invult wat er zou kunnen zijn gebeurd zonder verder te onderzoeken of dit ook de werkelijke gang van zaken is geweest. Dat is natuurlijk niet de bedoeling.

Opzet of grove schuld kan ook uit de feiten en omstandigheden worden afgeleid, bijvoorbeeld als uit de urenadministratie van werknemers volgt dat er 20 uur per dag wordt gewerkt en ook op 30 februari.

 5. Strafuitsluiting en hoogte boete 

 Als de beboetbare gedraging is bewezen dan komt de vraag aan de orde of een boete kan worden opgelegd en zo ja, hoe hoog die boete moet zijn.

Een boete moet bijvoorbeeld achterwege blijven als sprake is van een pleitbaar standpunt. Een pleitbaar standpunt betekent een onjuist maar in rechte te verdedigen standpunt. De belastingheffing is terecht alleen er kan geen boete worden opgelegd.

Ook inkeer kan ertoe leiden dat geen boete kan worden opgelegd. Voor aanslagbelastingen als de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting is de inkeer ingeperkt. Het geldt alleen nog voor box 1 inkomen en als binnen 2 jaar na de onvolledigheid wordt ingekeerd. Voor aangiftebelastingen geldt dit niet. Voor de omzetbelasting geldt een verplichte inkeer via een suppletie. Voor de andere aangiftebelastingen zoals de loonbelasting geldt geen verplichting of beperking.

Als een boete niet meer kan worden ontlopen, moet de vraag worden beantwoord hoe hoog de boete moet zijn. Een boete moet passend en geboden zijn. Alle omstandigheden kunnen daarbij een rol zoals financiele omstandigheden, waaronder ook belastingschulden. Belastingplichtige moet hier zelf mee komen en daarvan het bewijs leveren.

 Met deze 5 stappen zou je alle belangrijke elementen moeten kunnen onderkennen en vervolgens kunnen betwisten. Wil je meer weten over het bestrijden van een vergrijpboete. Neem gerust contact met mij op via 020 244 1622 of via info@taxstudio.nl.

Over de schrijver
Reactie plaatsen